Hier vind je de frontartikels van het parochieblad.
Wil je het parochieblad met info van de Gabriëlparochie volledig lezen dan kan je je abonneren via www.otheo.be.
Frontartikel week 17
Cijfers zijn niet altijd heilig
Toen ik nog eens aanwezig mocht zijn op een vergadering van onze parochie - wat altijd een heuglijk moment is - kregen we van diegene die de vergadering leidde een mooi document voorgelegd. In dat document stonden enkele opvallende gegevens. Wist u dat onze parochie, de Gabriëlparochie Laarne-Wetteren (Laarne, Kalken, Wetteren, Kwatrecht, Massemen en Westrem), ongeveer 38.000 inwoners telt? Toch zou, volgens datzelfde document, de parochie slechts 1,5 procent van deze inwoners bereiken.
1,5 procent van 38.000 betekent dat de parochie amper 570 mensen zou bereiken. Het is bijna het omgekeerde van de parabel van het verloren schaap uit Lucas 15, waarin de Herder op zoek ging naar dat ene verloren schaap. Volgens de cijfers uit het document zou de parochie echter - bij wijze van spreken - op zoek moeten naar 98,5 procent van de (verloren) schapen. Ze zullen werk hebben om die te vinden!
Dat de parochie slechts 1,5 procent van de inwoners zou bereiken, is misschien gebaseerd op toevallige tellingen van aanwezigen tijdens een viering. Kan men dergelijke cijfers echter gebruiken om aan te geven hoeveel mensen een parochie bereikt? 1,5 procent lijkt op een karikatuur van de werkelijke uitstraling van een parochie en van het aantal mensen dat door priesters, diakens, medewerkers, vrijwilligers en verenigingen bereikt wordt.
Cijfers en statistieken over de Kerk zijn geen gegevens zoals men die aanlevert voor een exacte wetenschap. Ze zijn wel nuttig en kunnen bepaalde noodzakelijke en bestuurlijke beslissingen onderbouwen, maar we moeten ons afvragen vanuit welke invalshoek men het geloof wil bekijken en welke cijfers men daarvoor gebruikt. In het ‘Kerk-zijn’ is soms de gemeenschap prioritair, op andere momenten van de geloofsbeleving staat het individu centraal.
Dat de wekelijkse kerkgang sinds de jaren 1950 achteruitgegaan is, is voor iedereen duidelijk. Dat kunnen we niet ontkennen. Volgens de cijfers van het UCSIA (Universitair Centrum Sint-Ignatius Antwerpen), gepubliceerd in de bundel De Kerk in Vlaanderen (2022), blijkt dat in België (Vlaanderen, Wallonië en Brussel samen) in 2018-2019 gemiddeld 2,6 procent van de bevolking nog wekelijks naar de misviering gaat. Voor Vlaanderen alleen was dat percentage nog ongeveer 4 procent ook al zal dat percentage ondertussen en zeker na corona nog gedaald zijn.
Er staan echter nog andere cijfers in dat rapport. Zo gaf het onderzoek naar een brede ‘Kerkbetrokkenheid’ een ander beeld. De categorie van mensen die positief staan tegenover de katholieke Kerk en af en toe een viering bijwonen zoals op Hoogdagen, ligt beduidend hoger dan 1,5 of zelfs 4 procent. Deze groep onregelmatige kerkgangers schommelt nog steeds rond de 11 procent. Dat scheelt al een slok op een borrel!
Daarnaast zijn er de ‘Randkerkelijken’ of diegenen die zich sociologisch en cultureel nog tot het katholicisme bekennen zonder echter actief deel te nemen. Zij komen nog occasioneel in contact met kerkelijke activiteiten. De Britse godsdienstsociologe Grace Davie - what’s in a name – poneerde in 1994 haar stelling ‘believing without belonging’. Ze verwees hiermee naar mensen die nog intuïtief geloven, zich katholiek voelen, maar die zich niet meer met de Kerk verbonden voelen. Ook dat is nog een aanzienlijke groep van mensen die soms op een andere manier met een parochie in contact komen.
Met bovenstaande gegevens in gedachten, is het betwijfelbaar dat een parochie slechts 1,5 procent van de mensen zou bereiken. Denken we maar aan het toedienen van de initiatiesacramenten zoals het doopsel en het vormsel. Dat brengt nog steeds hele families in contact met de Kerk. Een kerkelijk huwelijk is voor velen een gelegenheid om een extra spirituele dimensie te ervaren. En kerkelijke begrafenissen zijn in dat verband diensten buiten categorie. Hoe dikwijls gebeurt het niet dat de kerk dan afgeladen vol zit, dat men moet rechtstaan. Zijn dat allemaal gelovigen? Hoogstwaarschijnlijk niet, maar op dat moment heeft men een volle kerk aan wie men de verrijzenisliturgie kan aanbieden. Dit is een gelegenheid par excellence om te verkondigen!
In de diaconie en in het bezoeken van rusthuizen, zieken, scholen, verenigingen en individuen kan het bereik zeer intens zijn. Bovendien zijn er zoveel parochieactiviteiten ingericht door allerlei verenigingen, jeugdbewegingen, kringwerkers, gezinnen en door tal van individuen die meer mensen bereiken en raken dan we denken.
Kardinaal De Kesel heeft ons gewezen op de secularisatie en het katholicisme als de culturele religie van vroeger. Maar hij heeft er telkens op gewezen dat we ons niet mogen laten leiden door een cijferfetisjisme.
Alleen al door de uitstraling van het religieus erfgoed dat centraal in de woonkernen aanwezig is en dat voor iedereen openstaat, kan men mensen bereiken. In de Kerk staat de deur figuurlijk, maar dikwijls ook letterlijk altijd open voor wie op een bepaald moment toch wenst aan te sluiten.
Cijfers zoals een bereik van 1,5 procent zouden elke medewerker een depressie kunnen aanpraten en laat dat nu net het tegenovergestelde zijn waar de Kerk voor staat. Cijfers zijn voor de kooplui in de tempel en we weten wat Jezus daarmee gedaan heeft. Zelfs met vijf broden en twee vissen kon Hij, los van alle cijfers en rekenkunde, een hele menigte te eten geven. Dat is nu net het geloof!
Marc Van Kerchove


Frontartikel week 16
Met Pasen zijn de engelen daar weer!
Met Pasen komen toch niet de engelen, maar wel de klokken terug uit Rome. En dat klopt, want we hebben de klokken drie dagen niet meer horen luiden en hoe kunnen anders al die paaseieren weelderig in de tuin gegooid worden. Wat was ons kinderlijk Rooms geloof toch eenvoudig en verstaanbaar. Eens we wat ouder werden, zei ons verstand dat het zo niet in zijn werk ging. Denk nu niet dat we als volwassenen het allemaal wel verstaan. ‘Geloof’ en ‘verstaan’ zijn twee aparte werelden. Ook met Pasen gebeurt er iets dat ons logisch verstand te boven gaat. Opmerkelijk is dat er op zo’n cruciale momenten telkens engelen uit de hemel komen om ons een en ander te vertellen.
Naargelang de verslaggever van dienst waren er met Pasen één of twee engelen aanwezig bij het lege graf. Bij Marcus, de soberste der evangelisten, is die engel reeds aanwezig wanneer de vrouwen bij het graf toekomen. Bij Matteüs gaat het er wat theatraler aan toe, want daar ontstond een aardbeving toen de engel, stralend als een bliksemschicht, uit de hemel neerdaalde en de steen wegrolde. Bij Lucas en Johannes zijn er telkens twee engelen, in wit gewaad. En allemaal zeggen ze, zoals dat bij engelen steeds het geval is, ‘vrees niet’, wees niet bang.
Waarom zouden de vrouwen bij het graf bang geweest zijn? De reden daarvoor ligt voor de hand. Jezus was op vrijdag aan het kruis gestorven en in het graf neergelegd. Voor de ingang van het graf werd een zware steen gerold. Toen de vrouwen op zondagochtend naar het graf kwamen, was niet alleen die immens zware steen weggerold, het graf zelf was leeg. Had men het lichaam van Jezus geroofd? Dat lijkt nogal onwaarschijnlijk, want men had wachters aan het graf geplaatst die pas bij het zien van de engelen wegvluchtten. Of hadden de Romeinen en de farizeeërs voordien het graf leeggemaakt uit schrik dat het een bedevaartsoord zou worden? Maar de impact van Jezus binnen dat groot Romeins imperium was op dat moment nog verwaarloosbaar.
Het enige wat we uit de evangelies weten, is dat het graf ondanks de zware steen en de wachters, leeg was en dat er één of twee engelen aan dat graf zaten. Er moet dus iets bovennatuurlijks gebeurd zijn. En dan komen er telkens engelen uit de hemel om ons iets duidelijk te maken. Dat mocht Maria al ondervinden toen de engel Gabriël haar kwam vertellen dat ze zwanger zou worden door toedoen van de Heilige Geest. Toen Jozef haar wilde verstoten omdat ze zwanger was van ‘Iemand’ anders, kwam er in zijn droom een engel die hem toch maar op andere gedachten bracht. En met Kerstmis stond er plots in het open veld een engel in glorierijk licht om de herders op de hoogte te brengen dat God geboren was. In de literatuur zou men het gebruik van die engelen als een literair motief omschrijven dat de auteur in die omstandigheden inzet.
Hebben de leerlingen van Jezus, de apostelen en de vrouwen, gezien hoe Jezus uit de doden is opgestaan? Hebben ze Hem zien verrijzen? Neen. Het enige dat ze hebben gezien, is een leeg graf. Daar moeten we het als gelovigen mee stellen. En toch is dat lege graf, zoals diaken Luk Thomas van de Emmaüsparochie het vorig jaar met Pasen zo treffend verwoordde, juist de ruimte voor geloof. Net zoals we geloven dat die bovennatuurlijke God op Kerstmis op onze menselijke wereld is gekomen, zo geloven we dat Jezus die zowel God als mens was, met Pasen verrezen is, ook al hebben we enkel een leeg graf dat in de werkelijkheid niets bewijst. Maar juist omdat het niets bewijst, aldus nog Luk Thomas, vormt het de ruimte voor het geloof.
Er is buiten de evangelies geen enkele historische bron die over de verrijzenis van Jezus bericht heeft. Geloven is daarom vertrouwen in datgene wat we met ons menselijk verstand niet kunnen uitleggen of bewijzen, maar dat ons toch een betekenisvol antwoord geeft op de vragen waarom wij hier als mens zijn.
Het geloof in de verrijzenis is daarenboven een teken van hoop. Ons bestaan op aarde is eindig. Dat is de wet van de natuur. Maar is het leven, wanneer we sterven en begraven worden, dan definitief gedaan? Als christenen voelen wij het einde van het aardse leven zo niet aan. We hebben door het lege graf een teken gekregen dat er een perspectief is op een eeuwig leven.
Hoe dat eeuwig leven eruit ziet, kunnen we ons als mens niet voorstellen. En toch willen we daar voortdurend over spreken. De mens is nu eenmaal een ‘taaldier’ met een aangeboren taalvermogen. We creëren verhalen en voorstellingen. We maken er iets mooi van zoals we Jezus meestal met lang mooi gekamd haar voorstellen. Ook al kunnen al die menselijke voorstellingen niet aan de werkelijkheid beantwoorden, het wil niet zeggen dat ze geen betekenis kunnen hebben voor de mens.
Met Pasen vieren we - net zoals met Kerstmis - in aanwezigheid van de engelen dat er meer is dan onze aardse realiteit. Met de verrijzenis vieren we tevens de overwinning op de dood. We krijgen een hoopvol perspectief op een eeuwig leven ook al kunnen we ons als mens dat alleen maar proberen voor te stellen. Maar vrees niet, want wanneer er engelen in de buurt zijn, gebeurt er altijd iets goed. En finaal zijn het toch de engelen die ons ooit zullen begeleiden naar het paradijs!
Marc Van Kerchove
Frontartikel week 15
Dag van de aarde.
Dag van de aarde is een jaarlijks evenement op 22 april dat in teken staat van de milieubescherming. De eerste dag van de aarde dateert al van 1970. Ja ook in mijn kinderjaren waren we al bezig met het behoud van een betere wereld, en dit is het gevolg van het groeiend ecologisch bewustzijn door de bestseller van Rachel Carson uit 1962.
Op deze dag worden wereldwijd activiteiten opgezet, die tot doel hebben mensen bewust te maken van het bijzondere van de aarde en het leven daarop. Op deze dag wordt op een positieve wijze aandacht gevraagd voor de wereldproblematiek rondom natuur, milieu en klimaatverandering.
In een wereld vol onzekerheid over de toekomst verlangen mensen naar positieve initiatieven, de dag van de aarde is zo een initiatief. Op deze dag wil men ons bewust maken van de waarde van de aarde en voor al het moois dat de natuur ons te bieden heeft.
Als ik aan de natuur en de aarde denk, brengt mij dat naadloos bij het scheppingsverhaal. In één van de allereerste Bijbelverhalen leren we dat God de aarde en alles dat erop leeft met veel liefde en aandacht heeft geschapen. Je zou kunnen zeggen dat Hij er zijn hart en ziel ingelegd heeft, zoals ik mijn hart en ziel kan leggen in het zorgen voor mijn kleinkinderen, in het spelen van een alweer nieuwe toneelrol of in het supporteren voor mijn ploegsken. Zo heeft iedereen van ons wel iets dat we met hart en ziel doen.
Toen het werk van God voltooid was heeft Hij de aarde in handen gegeven van ons mensen om er zorg voor te dragen, haar te verzorgen en te koesteren met hart en ziel.
Anno 2025 wordt steeds duidelijker dat wij daar als mensen niet bijster goed in geslaagd zijn. Als we zien wat er rondom ons allemaal gebeurt, mogen we besluiten dat de aarde ziek is, heel ziek zelfs. Je kan gerust stellen dat de zieke in een kritieke toestand verkeert…Het wordt dringend tijd dat onze ‘zieke’ terug gezond wordt, maar wat is het behandelingsplan…?
Een goede zorg voor onze zieke zou alvast een goed begin zijn, maar soms kijken we weg en vinden we het makkelijker om het aan de anderen over te laten… Van veel berichten over onze zieke patiënt worden we niet vrolijker… Mag ik zo vrij zijn een paar symptomen op te sommen…? De opwarming van de aarde gaat sneller dan gedacht en de gevolgen zijn steeds meer zichtbaar. Het weer wordt extremer, waardoor we steeds met meer hittegolven worden geconfronteerd of met overstromingen. Soms valt er op één dag zoveel regen als anders in een hele maand. Dan is er ook nog de zeespiegel, die alarmerend blijft stijgen, zijn er diersoorten die verdwijnen, er is de vervuilende industrie en er zijn de bergen plastic in onze oceanen… Onze zieke kraakt en zucht… wordt steeds maar zieker en heel wat specialisten fronsen het hoofd… en sommigen zijn zich van nog geen kwaad bewust. Herinneren jullie je nog de beelden uit de film van de ‘Titanic’. Het schip gaat ten onder, het water loopt volop binnen en op het benedendek verdrinken mensen als ratten, maar de rijken op het bovendek blijven rustig verder dansen alsof er niks aan de hand is…
Goede zorg voor onze ‘zieke’ is nu heel belangrijk. Onze hebzucht en economie van steeds maar meer ambitie hebben onze ‘zieke’ enorm uitgeput. Iedereen zou het beter krijgen, welvaart voor allen; hiervan zien we nu de schaduwkanten. We plegen roofbouw op onze ‘zieke’, op Gods schepping. Klimaatproblematiek blijven aankaarten en een goede zorg voor de schepping is heel belangrijk! Om de zieke te laten genezen zullen we heel concrete en duurzame keuzes moeten maken. En het zullen niet altijd gemakkelijke keuzes zijn, want wij vinden het niet altijd fijn als anderen zich hiermee bemoeien, we moeten immers al zoveel. Duurzaam denken is één ding maar duurzaam leven dat gaat ons soms te ver. Het wordt dringend tijd dat we allemaal opnieuw wakker worden en beseffen dat de aarde en alles wat daarop leeft een heel kostbaar geschenk is. Een geschenk dat we niet zomaar kunnen weggooien, maar dat we moeten blijven koesteren als iets heel kostbaars. Alleen zo zal onze ‘zieke’ stap voor stap terug gezond worden.
Heel wat wetenschappers verkondigen in een hoog tempo, dat we onze leefwereld onleefbaar maken. Soms denken we is er nog een toekomst…? Zijn wij niet zelf de oorzaak van een ‘Apocalyps’…? Misschien moeten we terug leren tevreden zijn met dat ietsje minder, het consumeren net iets anders gaan bekijken. Deze veertigdagentijd roept ons op tot soberheid en matigheid. Misschien is dit ook de juiste aanpak om de ‘zieke’ te laten herstellen en genezen… een deel van het behandelingsplan. Minder vliegvakanties naar verre oorden, minder dingen kopen. Je hoeft niet altijd alles aan te schaffen en overal heen te vliegen. En hoe doen wij het in het klein, op ieder fietstochtje zie ik wel ergens lege verpakkingen en frisdrankblikjes langs de kant van de weg. Voor korte afstanden nemen sommigen nog altijd liever de auto… Ach denken we dan het is maar één druppel op die hete plaat… maar allemaal samen één druppel wordt vaak een malse regenbui… Misschien is er voor onze ‘zieke’ dan terug hoop op een nieuwe toekomst en op een andere wereld en loopt het niet verder uit de hand… kijk omhoog, kijk vooruit… en blijf hopen… ik wens het jullie van harte…!


Frontartikel week 14
Verzoening vieren
Een jubeljaar is vanouds een jaar waarin herstel en verzoening centraal staan. Het is dan ook een uitgelezen kans om het sacrament van boete en verzoening te herontdekken. In zijn brief ‘Spes non confundit’, waarmee hij het jubeljaar aankondigde, schrijft paus Franciscus:
‘Het sacrament van de verzoening is niet alleen een spirituele kans, maar ook een onmisbare stap op onze geloofsweg. Daarin staan wij de Heer toe onze zonden uit te wissen, ons hart te genezen, ons op te richten, ons te omhelzen en ons zijn tedere en barmhartige gelaat te tonen. Er is geen betere manier om God te leren kennen dan ons door Hem te laten verzoenen en zijn vergeving te ervaren. Laten wij daarom de schoonheid van dit sacrament van genezing en vreugde herontdekken.’ Onderstaande leidraad laat zien hoe het sacrament van de verzoening beleefd kan worden als een positieve, bevrijdende viering.
Wat eraan voorafgaat
Een waarachtige viering van het sacrament veronderstelt dat je erkent dat je tekort bent geschoten in de liefde tot God en tot je medemens, dat je daar spijt van hebt en dat in je hart het verlangen leeft naar een nieuw begin. Je kan je wil tot bekering laten groeien in je hart door een evangelie van de veertigdagentijd te overwegen. Het helpt om te luisteren naar de innerlijke stem van je geweten en om van daaruit God te vragen om vergeving.
Begroeting door de priester
De viering begint met een kruisteken, dat priester en gelovigen samen maken. Vervolgens nodigt de priester met enkele eenvoudige woorden uit om je open te stellen voor Gods barmhartigheid en je tekorten aan Hem toe te vertrouwen.
Gods woord beluisteren
Vervolgens nodigt de priester uit om samen te luisteren naar een stukje uit de Schrift. In een individuele biecht kan je zelf de passage voorstellen die je hebt gelezen als voorbereiding. In een gezamenlijke biechtviering luisteren de aanwezigen samen naar een voorlezing. De Schriftlezing, individueel of gezamenlijk, richt de aandacht op Gods liefde en barmhartigheid. Wat in het sacrament van de verzoening eerst komt, is niet de belijdenis van de zonden, maar de verkondiging van Gods geduld met de mens.
Je zonden belijden
Na het beluisteren van Gods woord volgt de zondenbelijdenis. Zonde heeft altijd te maken met onze relatie tot God: zonde is wat het liefdesverbond tussen God en de mensen kwetst. We durven erkennen waar we zijn tekortgeschoten, omdat we juist mogen vertrouwen op Gods vergeving en bereidheid tot verzoening. In de gemeenschappelijke viering kunnen allen samen de algemene schuldbelijdenis uitspreken (Ik belijd voor de almachtige God …). In de individuele belijdenis kan de biechteling zijn concrete tekorten bekennen of zeggen: Ik beken dat ik tekortgeschoten ben in liefde tot God en de naaste.
De priester zal in antwoord op wat hij beluisterde, je aansporen tot het vertrouwen dat je door de kracht van Christus’ verrijzenis opnieuw mag beginnen. Hij kan je daarbij een werk van herstel voorstellen om het verlangen naar een nieuwe start concreet te maken. Dit kan een gebed zijn, bij voorbeeld de traditionele akte van berouw of het Onze Vader of een ander gebed, als bij voorbeeld: “God, Gij komt mijn zwakheid tegemoet. Wek in mij de vreugde van een nieuw begin en doe mij leven naar uw geboden.” Maar het kan ook een daad zijn dienstbaarheid of goedheid.
Vrijspraak krijgen
Dan volgt het kenmoment van de viering: in naam van Christus en de Kerk spreekt de priester Gods vergiffenis over je uit. Hij strekt daarbij zijn handen uit boven je hoofd – een gebaar van zegen – en maakt op het einde een kruisteken. Met een Amen kan je het absolutiegebed beamen.
Dank zeggen
De viering van de verzoening is begonnen met gebed, ze eindigt er ook mee. Nadat de biechtvader je de verzoening heeft aangezegd, nodigt hij de biechteling afzonderlijk of de gelovigen samen uit om met een psalmvers de barmhartigheid van God te belijden. Hij zegt: “Loof de Heer, want Hij is goed.” De biechteling antwoordt met het vervolg van de psalm: “Eeuwig duurt zijn trouw”. Tenslotte word je op weg gezonden met dit bemoedigend woord: “De Heer heeft uw zonden vergeven. Ga in vrede.” Verzoening en vrede: dat is de uiteindelijke bedoeling van de biecht.
Met een dankbaar hart kan je nog een tijd terugblikken op je ontmoeting met de Heer. Het vraagt soms tijd om de vreugde van Gods vergeving volledig te laten doordringen. Je kunt eventueel ook nog een gebaar stellen, door naar de doopvont te gaan en een kruisteken te maken met het doopwater: het sacrament van de verzoening is een vernieuwing van je doopsel. Gods vergeving heeft je hart rein gewassen en nieuwe toekomst voor je geopend. Je kunt weer volop leven van de vreugde van het evangelie!
Interdiocesane Commissie voor Liturgie
Frontartikel week 12
Ik zou een vlieg willen zijn
Ik kreeg vanuit Broederlijk Delen de kans om naast een Zuid-Amerikaans land, Colombia, ook Oeganda te bezoeken. Samen met 17 andere tochtgenoten ging ik van 11 tot 28 juli 2017 op inleefreis. Het is ondertussen al acht jaar geleden.
Deze reis heeft niet alleen mijn cultuur verruimd maar ik heb heel veel respect gekregen voor de boeren uit Oeganda en voor partners van Broederlijk Delen die met hen werken.
Na mijn inleefreis schreef ik dit verslagje.
De parel van Afrika, zoals men Oeganda noemt blijkt een andere realiteit te zijn als we vanuit het zuiden richting zuid-westen rijden. Een mooie groene omgeving afgewisseld met dorpjes waar veel leven is maar waar de huisjes de grootte van een doorsnee keuken zijn en waar Verko veel werk zou hebben om de resten van de plaatselijke markt weg te werken.
Onderweg in Mahyora brengen we een bezoek aan COSIL, een partnerorganisatie van Broederlijk Delen.
We ontmoeten daar Grace en haar familie. Een sterke dame die via het allerarmstenprogramma van COSIL stappen zet voor een betere toekomst en in 2018 het campagnegezicht was van Broederlijk Delen. Meteen het échte leven, een beklijvend bezoek.
Zaterdag rijden we bijna gans de dag naar het Rwenzorigebergte in het westen van Oeganda. Gedurende enkele dagen is Fort Portal onze thuisbasis om daar de partners van Broederlijk Delen te bezoeken.
We bezoeken de drie partnerorganisaties : KRC, Satnet en Jese. Elke partner heeft zijn eigen programma om de boeren te sensibiliseren en ondersteunen rond duurzame landbouw en de klimaatverandering. Sterke vrouwen en mannen met een visie.
Vier dagen gaan we in duo’s naar ons gastgezin in Kibito. Via een hobbelige rode weg komen we aan het huisje van Deo en Margret en negen kinderen waarvan er nog vijf thuis zijn.
Mijn gastheer, Deo, rusht door het leven als een Muzungu (blanke), zoals hij zelf zegt. Hij gaat als gevormde boer door KRC van de ene vergadering naar de andere, werkt in zijn bananenplantage, ondersteunt zijn vrouw waar hij kan, maakt bananenwijn. De vorming die hij kreeg geeft hij door aan andere boeren. Het moto van de boerengroep: geloof en hard werken. Ze hebben heel veel vertrouwen in God en vinden dat ze niet geboren zijn om arm te blijven. Sterke figuren.
Zijn vrouw, Margret, werkt van ’s morgens tot ’s avonds in de keuken. Lees een hok in steen van 3 op 2, iets verwijderd van het huis, met een kooksteen aangevuurd door hout en een schap gemaakt van hout uit het bos.
De kinderen hebben elk hun taak in het huishouden (de 3 meisjes meer dan de 2 jongens).
Deo neemt ons mee op de boda boda (brommer) naar de plaatselijke markt in Kibito waar de boeren hun zelfgekweekte groenten en fruit verkopen tegen een voor ons belachelijk lage prijs. Sommigen verkopen niet alleen in hun dorpje maar trekken ook buiten de regio. Langzaam groeit de handel.
Met enige trots brengt hij ons ook naar het plaatselijk gezondheidscentrum waar een materniteit met couveuse en een polikliniek is ondergebracht. Allemaal vrij primitief maar heel proper.
We zagen boeren met power. Geloof, hard labeuren en samenwerken is hun moto.
We zagen Deo met dromen die de komende jaren door KRC verder zal ondersteund worden. Hij wil de productie van de bananenwijn verder uitbouwen, een centrum bouwen waar hij andere boeren kan opleiden.
Alles gaat, met ondersteuning van de partnerorganisaties van BD, langzaam vooruit.
Nu 8 jaar verder zou ik een vlieg willen zijn hoe Deo, Margret, de kinderen en de boerengemeenschap verder door het leven gaan. Is Deo er in geslaagd om via biodiversiteit voldoende gewassen te kweken om te verkopen, heeft hij de andere boeren kunnen overtuigen om aan agro-ecologie te doen.
Dit jaar staat naast Burundi en Burkina Faso ook Oeganda terug centraal en worden de boeren door de partnerorganisaties van Broederlijk Delen nog goed opgevolgd.
Dit jaar volgen we de boer Patrick. Via een overheidsprogramma kreeg hij enkele jaren geleden gratis pesticiden. In eerste instantie leken ze goed te werken. “Ik hoefde minder te wieden en er was minder kans op plagen,” vertelt de boer. “Het maakte het werk voor mij eenvoudiger.”
“Maar na enkele jaren merkte ik dat de insecten, die mijn koffieplanten nodig hebben, verdwenen waren. Nadat de oogst het eerste jaar was toegenomen, ging het de jaren daarna steil bergaf. De planten verwelkten en de grond werd levenloos. Uiteindelijk stierven honderden koffieplanten. En dat was niet zonder gevolgen want omdat de oogst te laag was en er weinig inkomen was, konden mijn kinderen niet naar school. Ik had er geen geld voor.”
. Patrick besefte dat er iets moest veranderen en hij volgde onlangs een training van COSIL (we bezochten de partner in 2017). De organisatie werkt rond agro-ecologie
Patrick vertelt: ‘Ik hoorde dat mijn problemen waarschijnlijk te maken hadden met het gebruik van synthetische pesticiden. Gelukkig leerde ik goede alternatieven kennen.”
“Ik merk dat veel andere boeren nog steeds kiezen voor chemische bestrijdingsmiddelen. Ze schuwen het extra werk, zonder dat ze een extra vergoeding krijgen als ze biologische koffie verkopen.”
Dankzij een opleiding van COSIL is de koffieplantage gered.
“Ik kreeg training om natuurlijke beschermingsmiddelen te maken, maar ook hoe ik compost en vloeibare meststof kan maken. Ik plantte nieuwe struiken en mijn plantages worden nu van dichtbij opgevolgd door COSIL. Ik merk vandaag het verschil: de grond is weer rijk en levend, en de planten geven elk jaar een grotere oogst.”
In een verslag van Broederlijk Delen las ik dit:
Uit een onderzoek bij boerenfamilies die via onze partners bereikt worden, werd duidelijk dat zij veerkrachtiger waren en minder voedseltekorten hadden dan gezinnen die niet door de partners bereikt werden.
En toch zou ik een vlieg willen zijn
(EDK)


Frontartikel week 11
Ode aan de vrouw
Op acht maart is het wereldvrouwendag. Deze dag is een feestelijke aangelegenheid, er wordt gevierd wat vrouwen thuis en over de hele wereld hebben bereikt.
Graag schrijf ik naar aanleiding van deze dag een ode voor één van de mooiste wezens van het universum: de vrouw!
Er zijn tegenwoordig bijna vier miljard vrouwen op de wereld. Iedere dag opnieuw doen velen van hen dappere, creatieve, aardige, slimme en hoopvolle dingen. Over de meesten van hen weten we niks, maar soms maken hun daden echt het verschil.
Geschiedenis is meestal een mannenzaak: verhalen over koningen en veroveraars, kerkleiders en presidenten, over mannen die oorlogen voerden en landen stichtten. Ze zijn allemaal de revue gepasseerd in onze lessen geschiedenis. Maar in de loop van de geschiedenis zijn er ook ontelbare vrouwen geweest, die grote en kleine overwinningen hebben behaald en meebouwden aan een hoopvolle toekomst. Bijzondere vrouwen wiens leven, werk en woorden ons kunnen inspireren om de wereld te verbeteren.
De twintigste eeuw was de eeuw van de vrouw. Het was de eeuw waarin vrouwen hun nek uitstaken, hun tanden lieten zien en op alle mogelijke manieren opkwamen voor hun rechten. Stemrecht, het recht om te studeren en een job uit te oefenen danken we aan deze vrouwen, die een eeuw geleden baanbrekende veranderingen in gang hebben gezet.
Maar mijn ode aan de vrouw is niet alleen een ode aan bekende vrouwen. Ik wil ook een ode brengen aan al die ‘gewone’ mensen, die als vrouw door het leven gaan. Je kent ze vast in je naaste omgeving: je moeder, zus of vriendin, je buurvrouw of collega… of je bent er gewoon zelf ééntje. Van al die doodgewone vrouwen kunnen we veel leren. Alles wat vrouwen doen kan niet zomaar als ‘gewoon’ afgedaan worden.
Moeders, dochters, zussen, vriendinnen in hun ogen schitteren verhalen… ze breken muren af en bouwen bruggen… ze reiken elkaar de hand!
Moeders, dochters, zussen en vriendinnen ze zijn zo netjes en zo zacht, hoe ze dat doen weet niemand.
Moeders, dochters, zussen en vriendinnen ze zien zo veel, de schoonheid in de kleinste dingen.
Moeders, dochters, zussen en vriendinnen ze zijn zo communicatief, ze praten over van alles en nog wat.
Moeders, dochters, zussen en vriendinnen ze zijn zo zorgzaam, ze zorgen overal voor.
Moeders, dochters, zussen en vriendinnen ze zijn zo sterk, ze lopen een hele dag met een handtas om hun schouder en dragen met gemak vier winkeltassen in één hand.
Moeders, dochters, zussen en vriendinnen ze zijn zo noodzakelijk want anders sterft de mens uit…!
Als wij iemand kunnen aanduiden die ons het leven helpt dragen, zijn zij het wel: de moeder, de zus, de vriendin, de vrouw. Geen enkele mens ter wereld zou bestaan zonder de vrouw en de moeder! Met haar eigen lichaam laat de vrouw het kind in haar groeien en éénmaal het geboren is blijft ze er voor zorgen een leven lang!
Dat zorgen ging niet altijd vanzelf. Als we pakweg een 125 jaar teruggaan: in die tijd was alles minder rooskleurig dan nu. Het leven van de vrouw was helemaal voor haar uitgestippeld. Het ging van trouwen naar zwanger worden, kinderen krijgen en zorgen voor de kinderen en het huishouden. Vrouwen gingen niet buitenshuis werken, stemmen of studeren was not done. Uiteindelijk hadden vrouwen er genoeg van en kwamen op voor hun rechten. Dat leidde tot veel goeds. Elke vrouw heeft een verhaal, elk verhaal is anders. Toch hebben wij vrouwen iets met elkaar gemeen, iets wat ons samenbrengt en verbindt. Het is onze kracht te blijven doorgaan en dankbaar te zijn voor allen, die hiervoor ‘gevochten’ hebben.
Sinds kort heb ik er een hobby bij… Samen met enkele familieleden zijn we op vraag van mijn broer aan het grasduinen in het verleden. We willen een familiestamboom maken. En ja je kan het al raden het zijn vooral de vrouwen, die vol overgave aan het opzoeken zijn… de mannen kijken toe vanaf de zijlijn… Wat bij mij aarzelend begon is uitgegroeid tot een echte verslaving. Ik vond al voorvaderen terug tot in het jaar 1700.
Ik heb tijdens mijn zoektocht al één ding ontdekt: voor gewone burgers was het leven toen hard en soms schrijnend. Vrouwen die in een korte tijdspanne tien kinderen kregen en er daarvan soms geen vijf zagen opgroeien, dat was de doodgewoonste zaak van de wereld. Zo ontdekten we dat er in het gezin van onze pépé liefst elf kinderen waren… drie ervan werden geen drie jaar… mijn pépé werd geboren in 1903 en daarna kwam nog een zus en moeder stierf in 1906… De oudste zus was al gehuwd, een zus van 19 nam de zorg van nog zeven levende kinderen en de boerderij op haar, want ook vader stierf enkele jaren later. Het was en is een verhaal waar we heel stil bij werden. De zus van mijn pépé is 90 jaar mogen worden. Ik citeer heel kort iets van haar bidprentje: ‘door het vroege verlies van haar moeder was ze als oudste in het gezin verplicht de moederlijke taak op zich te nemen, zij heeft zich geen rust gegund, zij was bekommerd om vele dingen en begaan met het wel en wee van het gezin’. De zus van mijn pépé staat in geen enkel geschiedenisboek vermeld, ook al heeft ze daar volgens mij meer dan haar plaatsje verdiend… een doodgewone vrouw zoals zovelen… daarom koester de vrouwen in jullie omgeving, neem hen niet als vanzelfsprekend maar zorg voor hen en draag hen op handen… ze zijn het meer dan waard… ik wens het jullie van harte…!
Hilde Renneboog
Een huzarenstuk
Restauratie Madonna met Kind
Acht jaar geleden vonden medewerkers van de kerkfabriek in Massemen een onbekend schilderij op de zolder van het klooster. In een boek van heemkundige Karel François lazen ze dat het om een anoniem kunstwerk gaat, uit de tweede helft van de zeventiende eeuw.
Volgens François is het “heel waardevol”, en zou het ooit in de kerk van Massemen hebben gehangen. Madonna met Kind was in zeer slechte staat en zwaar beschadigd
Drie restaurateurs noemden het onrestaureerbaar. Machteld Callewaert (57) uit Brakel waagde zich aan de restauratie maar had er heel veel werk.
Machteld twijfelt of het heel waardevol is maar volgens haar is detechniek, de anatomie, de compositie zeer goed. Dit werk is helemaal niet stuntelig gemaakt. Vooral de handen en de voeten zijn heel goed geschilderd.
Madonna met Kind hangt ondertussen terug in de kerk van Massemen.
Niet enkel de restauratie was een huzarenstuk maar ook het ophangen in de kerk.




Frontartikel week 10
Na de blijdschap volgt de vasten
Amper twee maanden na de blijdschap, de gezelligheid en de vrede van Kerstmis, laten we op woensdag 5 maart een askruisje op ons voorhoofd zetten. We zitten dan plots in de vastenmodus. Die vastenperiode zal veertig dagen duren en eindigt met Palmzondag, de intocht van Jezus in Jeruzalem. De joden hebben zich toentertijd serieus verkeken op de komst en de intocht van hun zogenaamde koning en redder. Al dat palmgezwaai en hosannagezang mondde namelijk uit in een verschrikkelijk passieverhaal over lijden, foltering en kruisdood. Vrolijk worden we in de vasten niet.
In kerstperiode daarentegen bereiden we ons met graagte gedurende vier weken voor op de geboorte van Jezus. We brengen het gezin en de familie samen en kopen cadeaus voor iedereen. Het is de dag waarop we met ‘the near and the dear ones’, zoals John Lennon het zong, het leven, de vrede en de hoop vieren. We versieren een kerstboom en hangen een adventskrans op die beiden met hun groene kleur het leven uitdrukken. Week na week steken we een kaars aan als symbool voor het aankomende licht. 25 december is immers de dag van de winterzonnewende, de dag waarop het zonlicht opnieuw aan kracht wint.
In de periode voor Pasen dompelen we ons echter onder in schuldbewustzijn. Met het toedienen van het askruisje zegt men immers: Gij zijt stof, en tot stof keert gij terug. Dat is een citaat uit het Oude Testament waarin men over de zondeval spreekt. Adam en Eva worden uit het paradijs verbannen omdat ze gezondigd hebben en ze krijgen een niet mis te verstane boodschap mee: In het zweet zult gij werken voor uw brood tot gij terugkeert naar de grond, waaruit gij zijt gekomen: gij zijt stof, en tot stof keert gij terug. (Genesis 3, 19) Dat is geen hoopgevende boodschap.
De vastenperiode wordt gekenmerkt door onthechting, nietigheid, boete en introspectie alsof het kwaad zich in ons leven heeft genesteld. In de vroegchristelijke tijd was er binnen het christendom een stroming die men het ‘gnosticisme’ noemde. De aanhangers daarvan zochten een eigen verklaring voor het kwaad in de wereld. Zonder in detail te treden over deze leer, die door de kerk als ketterij werd aanzien, hechtten de aanhangers toen veel belang aan lichamelijke onthechting als boetedoening tegen het kwaad. Soms tot in het absurde.
Enkele jaren geleden gaf Herman Van Rompuy tijdens de vastenperiode hier in Kerk en leven tegengas door te zeggen dat iemand die zich te veel beladen voelt met schuldgevoelens, er niet kan zijn voor de andere. Volgens Van Rompuy moeten we zelfs met onthechting voorzichtig omgaan. Zich aan iets of iemand hechten is volgens hem namelijk een menselijke behoefte. Een beetje positief zelfvertrouwen is zelfs een noodzaak. Er is volgens Van Rompuy evenmin een probleem met het nastreven van materiële welvaart. Zelfs het uitoefenen van macht kan goed zijn tenminste indien het gebeurt voor een hoger doel. ‘Zelfzucht’ daarentegen noemt hij een kwaal. Daarvan moeten we ons leren onthechten.
Dat we ons tijdens de vasten bewust mogen worden van de menselijke vergankelijkheid, dat we de hoogmoed, de zelfzucht en de ijdelheid in vraag mogen stellen, is in deze periode op zijn plaats. Of dat veertig dagen moet duren is een andere vraag. Maar zoals voor veel andere zaken in het liturgisch jaar, zijn we nog steeds gebonden aan de Joodse kalender en de getallensymboliek uit het Oude Testament.
Is het in de vastenperiode voor Pasen dan alleen maar kommer en kwel?
Gelukkig heeft men in die lange periode een pauze ingelast. Op de vierde zondag van de vasten zingen we de Latijnse intredezang Laetere wat ‘verheug u’ betekent. Met Laetere verwijst men dat we halfweg zijn en dus tijd om ons te verheugen. De priester mag op die zondag zelfs een roze kazuifel dragen, de vermenging van paars en wit. Het wit van de vreugde.
En vreugde zal er zijn omdat er drie dagen na de kruisdood opnieuw engelen uit de hemel komen die zullen vertellen dat Christus verrezen is. Ze zeggen dat niet met zoveel woorden, maar tonen enkel het lege graf. Ze zeggen aan de vrouwen dat ze Christus niet onder de doden moeten zoeken. Hij zal daarna in zijn volle goddelijke status aan zijn leerlingen verschijnen en ten hemel varen.
Op Pasen worden we geconfronteerd met iets dat we op het eerste gezicht niet goed kunnen plaatsen. Met Pasen is niet de lichamelijke dood van Jezus het belangrijkste, maar wel zijn verrijzenis. Zoals met de geboorte van Jezus, gebeurt er ook met Pasen iets van bovennatuurlijke aard.
Er is een leeg graf, de vrouwen zien een of twee stralende engelen en de wachters lopen uit schrik weg. De apostelen geloven de vrouwen zelfs eerst niet.
Misschien is die lange vastenperiode daarom nog niet zo slecht om ons daar eens goed over te bezinnen zodat we aanvoelen wat Pasen voor ons kan betekenen, want zonder de verrijzenis is er geen hoop en geen perspectief op het eeuwig leven. En we zijn dit jaar toch allemaal ‘Pelgrims van Hoop’!
Marc Van Kerchove
Frontartikel parochieblad week 9
OVER DE PR0FEET JONA
En God had medelijden
Op 11 februari stond de vierde bijeenkomst gepland in het Bijbels Leerhuis. We zouden de tekst lezen van het boek Jona. ’s Morgens echter lag de wereld bedekt onder een dik pak sneeuw. Uit zorg voor de veiligheid van de deelnemers besloten we de bijeenkomst uit te stellen. We konden het boek ook thuis lezen. Het is heel kort, amper 48 verzen, en in zijn verloop gemakkelijk te volgen.
Het boek Jona vertelt geen historische gebeurtenis uit een lang vervlogen tijd. Het is een fictief verhaal als een parabel. Het spreekt over de tijd van de lezer en geeft richting voor de toekomst. Zo is de parabel een profetie. Hij werpt een licht, Gods licht, op het leven. Drie grote gedachten kunnen wij onderscheiden.
Heil voor de heidenen
De parabel kondigt heil aan voor de heidenen. Dat zij mogen binnentreden in het geloof van Israël, wordt geïllustreerd met twee gebeurtenissen.
Zeelieden, die eerder doorgaan voor ruw en ver van God, bekeren zich wanneer zij de stilling van de storm beleven. Zij erkennen dat de beschrijving die Jona van zijn God geeft, treft. Hij is de God van de hemel, die de zee en het droge heeft gemaakt. Zij erkennen deze God als de enig ware God, die alles in handen houdt. En zij weten dat erkennen ook doen moet worden. Ze brengen reeds op het schip een offer om God te danken voor hun redding. Bovendien, zij tonen zich vol eerbied voor het mensenleven. Pas op aandringen van Jona wagen zij het hem in zee te werpen, en tegelijk bidden ze om vergeving voor hun daad. In het geloof zijn zij heel menslievend geworden.
De tweede profetie van heil voor de heidenen, ligt natuurlijk in het verhaal van Nineve. Nineve was de hoofdstad van de Assyriërs, een brutaal krijgsvolk in het oude oosten. Bij de profeet Nahum wordt zij de bloedstad genoemd. De stad staat voor het inbegrip van alle slechtheid, waarvan de weerklank is doorgedrongen tot de hemel. Jona wordt uitgezonden om haar ondergang aan te kondigen. Maar het ongelooflijke geschiedt: de stad hecht geloof aan Jona. Het neemt aan dat er maar één God is, de God zonder meer, en niet hun goden. De inwoners vrezen het oordeel en doen boete om het oordeel af te wenden.
Nineve is het tegenbeeld van het zelfzekere Israël. Zelfs de koning van Nineve vernedert zich, hij staat van zijn troon op, legt alle waardigheidstekens af en gaat als boeteling neerzitten op de grond. Zijn koningsmacht gebruikt hij enkel nog om allen – mensen en dieren – een vasten op te leggen en te eisen dat ze breken met het kwaad. En inderdaad, God krijgt medelijden met hen en spaart de stad. Heil is er voor wie afdaalt uit zijn hoogmoed en Gods erbarmen aanneemt. Hier komt het Oude Testament dicht bij het evangelie.
Voorafbeelding van Jezus
Het boek Jona is ook te lezen als een voorafbeelding van Jezus. De Heer zegt dit uitdrukkelijk zelf. Als de joden Hem vragen om een teken dat Hij de Messias is, antwoordt Hij bij Matteüs: “Een slecht en overspelig geslacht verlangt een teken, maar geen ander teken zal hun gegeven worden dan dat van de profeet Jona. Zoals namelijk Jona drie dagen en drie nachten verbleef in de buik van het zeemonster, zo zal de Mensenzoon drie dagen en drie nachten verblijven in de schoot van de aarde.” Zijn dood en verrijzenis zijn het teken.
In de vertelling van het Oude Testament schijnt het paasmysterie van Jezus al door. Van Jona wordt driemaal verteld dat hij afdaalt. Hij daalt af naar de haven van Jafo, hij daalt af in het schip en in het schip zoekt hij de laagste plaats op in het ruim. Deze drievoudige afdaling is zijn poging om te ontkomen aan God. Jezus is diegene die uit liefde afdaalt, niet om te vluchten, maar om in het Nineve van de wereld te komen. Hij daalt af in de armoede van het mens-zijn, Hij daalt af in het water van de Jordaan om de zondaars gelijk te worden, en Hij daalt af in de onderwereld, in de dood. Het woord van Jona: “Gooi mij in zee”, wordt door sommigen uitgelegd als het zelfoffer van de profeet. Hij wilde niet de bekering van de heidenen en liet zich daarom in het meer werpen. Hij stelde zich in de plaats van de Ninevieten, laten ook zij maar ten ondergaan. Maar wonderlijk gered werd hij hun redder. Deze uitleg is in Jezus werkelijkheid geworden.
Beeld van Israël
In Jona schemert het geheim van Jezus door. Anderzijds is Jona ook de belichaming van het koppige Israël, dat zich verzet tegen het heil van de volken. Zijn uitverkiezing wil het met niemand delen. Jona kent God en weet dat zijn genade het ten slotte toch weer zal halen van het oordeel. Waartoe is zijn prediking van de ondergang nog nodig, als ze telkens door Gods goedheid wordt overspoeld? Hoe Jona dan zelf door God, heel fijn, ja humoristisch, tot bekering wordt gebracht, moet u zelf eens lezen in de laatste regels van het boek.
Jos Verstraeten




Frontartikel parochieblad week 8
Christelijke liefde: de andere op de eerste plaats zetten
De vlakterede van Lucas wil voor ons een wake up call zijn. Christen zijn is niet een zaak van zoete woordjes. Integendeel een christen moet durven een streep trekken en opkomen tegen onrechtvaardigheid. Lucas wil ons laten voelen dat wat in de wereldse visie belangrijk is, tegen het licht van het Rijk Gods totaal in een ander daglicht komt. De zaligsprekingen zijn helemaal geen sussende woorden tot de arme mensen; de wee-uitroepen helemaal geen vervloekingen tot de rijken. Jezus zegt dat diegenen, die ervoor kiezen om Zijn leerlingen te worden, mensen zijn die innerlijk arm willen worden, en nu reeds tot het Rijk Gods behoren. Dat betekent dat Hij hen proficiat wenst, niet omdat zij uiterlijk arm zijn, wel omwille van hun innerlijke houding toch in de liefde te blijven leven, dankend, delend, dienend.
Af en toe doet het goed om aan deze ‘wake up call wat het betekent het christen te zijn’ te worden herinnerd. Vb. bij de inauguratie van President Trump toen de vrouwelijke bisschop Marianne Budde vroeg om genade en barmhartigheid voor de mensen die nu bang en machteloos waren… oa de LGBTQ beweging, de vluchtelingen, … ze schetste hoe diep onchristelijk de houding wel was t.o.v. deze medemensen die uitgebuit zovele dienst bewezen aan de Amerikaanse samenleving. Wetende dat president Trump zich net opwerpt als diepgelovige christen, toonde ze heel zacht aan hoe onchristelijk hij zich opstelde. Trump was geïrriteerd door dit sermoen en noemde haar later onbekwaam. Meer nog, hij eiste dat ze zich zou verontschuldigen.
Ook het anker van hoop kan ons als christen wakker schudden tijdens het Heilig Jaar. Dit anker wil allerlei plaatsen aandoen waar wij christenen verbonden met Jezus dienend in de samenleving aanwezig zijn.
Zo zal dit anker met ons meegaan op een sociale inleefdag met een klas vijfdes. Daar helpen deze zeventienjarigen mee in een woonzorgcentrum. Ik sta altijd versteld hoe intens deze ervaring is voor onze leerlingen. Ik citeer letterlijk uit een verslagje de volgende: het was een speciale dag van lachen tot denken en droevig zijn. Het was vermoeiend maar toch heel leerzaam. Ik heb geproefd van de ruwheid van dementie en ouderdom. Ik werd meegezogen in het verleden van een bewoner. Sommige bewoners waren afwezig en anderen heel vriendelijk: ik begrijp elke reactie. Elke emotie is normaal daar. Ik heb een enorme bewondering voor het personeel omdat ik al moe was na 1 dag.
In een wereld waarin de vergrijzing voor vele grijze haren zorgt bij onze beleidsmakers, kunnen dergelijke ontmoetingen wel tellen. De ouderen kunnen ons zoveel leren en vragen vanuit christelijk standpunt aan ons om begrip en mededogen.
Dit anker was ook mee met de vormelingen die voor een spel- en gespreksnamiddag trokken naar een woonzorgcentrum. Ontroerend was hoe een meisje uren aan een stuk UNO her uitlegde aan een paar bewoners die het niet allemaal meer op orde kregen. Ontroerend en hoopvol ook hoe twee jongens een gesprek aangingen met de vraag: hoe was je kindertijd? Mijn kindertijd… zo zei de dame, ik was een kleuter toen WOII uitbrak. Ons huis werd gebombardeerd en ik herinner me dat we de hele oorlog lang op de vlucht zijn geweest. We hadden geen onderdak. Veel honger geleden.
Kortom bij alles wat wij ondernemen niet onszelf naar voren schuiven, maar anderen laten voorgaan en voor hen ter beschikking te staan. Ik ben net terug van een driedaagse abdijbezinning in de abdij van Maredsous met laatstejaars leerlingen.. Een gesprek met een monnik leerde ons dat de essentie van het christendom is: door een diep Godsvertrouwen het accent altijd bij de ander leggen. In het kader van Valentijn benadrukte hij voor hen die al een liefje kennen: in een relatie staat de ander altijd centraal en op de eerste plaats. De lln werden er stil van.
Christen zijn, zo zegt het evangelie vandaag, is alert zijn in de wereld. Het vraagt om een weg af te leggen waarbij de andere altijd op de eerste plaats komt. Voor de vormelingen, jullie zijn op weg naar een bewuste keuze voor christen te zijn. Wij allen hier aanwezig, ook wij zijn onderweg als pelgrims van hoop en laten ons leiden doorheen de wereld. Ik wens iedereen op geregelde tijden een wake up call zodat de keuze voor christen te zijn een leven gevende keuze blijft.
Mieke Morlion
Frontartikel parochieblad week 7
Houden van
Het is bijna Valentijnsdag, de dag van de liefde.
Ik hou van u, I love you, Je t’aime zijn waarschijnlijk woorden die wereldwijd het meest uitgesproken worden. Het zijn woorden die op mensen een merkwaardige uitwerking hebben. Miel Cools zingt erover in ‘Houden van’: ‘het is vaak niet bijzonder maar geen mens die zonder kan’. Liefde: het is een boek dat nooit uitgeschreven is, een lied dat nooit uitgezongen is, het is een melodie die steeds wordt herbegonnen.
Voor ik hierover verder schrijf, wil ik graag een televisiefragment, dat mij vorig jaar heel erg heeft aangegrepen, met jullie delen. In het programma ‘Dwars door de lage landen’ zagen we deze keer Arnout Houben en zijn team wandelen van het noorden in Nederland naar De Panne in België. Hun tocht zat boordevol ontmoetingen en prachtige verhalen. In één van de afleveringen ontmoet Arnout de laatste overgebleven pionier van Lelystad en ontdekt hij het verhaal van 69 jaar onvoorwaardelijke liefde. Hij is een kranige negentiger, maar het wordt echt aangrijpend als zijn hulpbehoevende vrouw voor de camera hun geheim deelt… als ze hen vragen wat hun geheim is van zoveel jaren samen zijn, antwoordt ze zonder aarzelen ‘dat is liefde, onvoorwaardelijke liefde…!’. Zelfs Arnout wist even niet wat zeggen… het deed mij terugdenken aan een eeuwenoud gezegde dat vroeger in heel wat huiskamers aan de muur hing: ‘daar alleen kan liefde wonen, daar alleen is het leven goed waar men stil en ongedwongen alles voor elkander doet’…
Als liefde zoiets kostbaars is kunnen we er maar beter behoedzaam over spreken, want het woord roept bij iedereen iets op dat zeer eigen is, gekleurd door goede en minder goede ervaringen.
Valentijnsdag vindt elk jaar plaats op 14 februari. De dag staat ook wel bekend als ‘dag van de liefde’. Het is een dag waarop koppeltjes elkaar een cadeautje geven: rode rozen, kaartjes, chocolade… alles wat rood en hartvormig is wordt die dag gekoesterd. Valentijnsdag is ook bij ons sinds midden jaren 90 een groot succes geworden. Het feest van de geliefden dat vooral in Amerika zeer populair is, heeft nu ook zijn weg gevonden naar Europa. De commercie probeert met succes het feest populair te maken. Met reclamefolders en mooie etalages willen winkeliers ons verleiden om onze geliefden die dag te verwennen. Cadeauwinkels, bloemenwinkels, boekenwinkels… velen profiteren ervan. En ook al is er veel kritiek hierover toch worden er velen ieder jaar opnieuw gelukkig van het concept alleen al. Chocolatiers, juweliers… iedereen zet zijn beste beentje voor… zelfs bij onze slager ligt er in de koeltoog na al het lekkers van kerst en nieuwjaar Valentijn paté, Valentijn salade… iedereen zet zijn beste beentje voor. In reclamefolders passeren de mooiste tafels vol kaarsen en feestelijke recepten. Ik vraag mij dan af: is Valentijnsdag alleen nog een feestdag die louter bestaat om de kassa te laten rinkelen..?
Wat kunnen wij als gelovigen nu doen met deze traditie, die zo weinig te maken heeft met de historische Valentius? Beschouwen we het als iets veel te commercieels en besteden we er geen aandacht aan? Maar is dit geen gemiste kans? Hebben we als gelovigen niet heel veel in huis om aan te sluiten bij het verlangen naar menselijke liefde?
Liefde ligt zo dicht bij het evangelie dat het kan en mag gevierd worden! Liefde geven en liefde ontvangen is essentieel in een mensenleven. De liefde die we terugvinden in het evangelie is iets van het allermooiste dat er is. Liefde troost, liefde geneest, zij bedekt wat is geweest. Alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verdraagt zij, ze gaat nooit voorbij! Zonder liefde zijn wij niks staat er in het evangelie. Zonder liefde zijn we geen goede ouders, geen goede kinderen, geen goede leraren, geen goede coaches, geen goede politici… en ga zo maar door. Als we niet spreken en handelen uit liefde voor elkaar, dan wordt het niks!
Liefde is eigenlijk het mooiste dat wij in een mensenleven kennen en het is dan ook nog gratis. Liefde kennen we in heel wat vormen. Misschien is het daarom het meest beschreven, bezongen of verfilmde onderwerp. We houden zoveel van de liefde dat we een hele dag wijden aan het vieren van alle liefde in ons leven. Is het niet raar dat we een aparte dag nodig hebben in ons drukke leven om elkaar te vertellen hoe dankbaar we iemand zijn, om tegen elkaar te zeggen dat we elkaar graag zien. En of het nu tegen je partner, je kind, een familielid is, op de dag van de liefde zal iedereen wel iets leuks of liefs tegen elkaar zeggen.
Mag ik nog even met jullie terugkomen op het commerciële? Waarom is het commercieel om één dag in het jaar in het teken te zetten van de liefde? Want liefde dat is het allermooiste dat er is! De liefde kan en mag gevierd worden op zoveel manieren.
Ook al kleurt straks op veertien februari alles rood en roze en vliegen de hartjes je om de oren. Ook al kan je niet ontsnappen aan het Valentijn bombardement en vind je net als heel wat mensen Valentijn commerciële onzin, vier de liefde!
De dag van de liefde de rug toekeren, no way!!! Er is niks verkeerds aan de liefde vieren. Laat die dag niet zomaar voorbijgaan, want we zijn nu éénmaal in de luxe positie dat de liefde kan en mag gevierd worden… een zalige Valentijn met al jullie dierbaren… ik wens het jullie van harte!
Hilde Renneboog


Frontartikel parochieblad nummer 6
Wat gebeurde er toch in Lourdes?
Wat gebeurde er aan de grot van Massabielle op 11 februari 1858?
Massabielle is een dialectwoord voor ‘oude massa’ of ‘oude rots’. Het is de
naam van een rotsformatie even buiten het dorp van Lourdes waar op een
natuurlijke wijze een grot gevormd was van vier meter hoog, negen meter
breed en negen meter diep. Een meisje van veertien jaar, Bernadette
Soubiroux, was op 11 februari 1858 aan die grot op zoek naar
sprokkelhout. Op een bepaald moment werd ze tot twee maal toe
opgeschrikt door een plotse windvlaag. Toen ze opnieuw opkeek, dacht ze
in de opening van de grot een meisje te zien, niet groter dan haarzelf. Dat
meisje was levendig, jong en omgeven door licht.
Volgens de getuigenis van Bernadette zelf was die verschijning hemels
mooi. Ze droeg een wit kleed en een witte sluier die haar hoofd bedekte
en langs haar schouders en armen tot op haar voeten reikte. De gordel
van haar kleed was blauw. De verschijning van die jonge vrouw trok
Bernadette onweerstaanbaar aan. Op het einde maakte die verschijning
een kruisteken met een rozenkrans alsof ze het aan Bernadette wou
aanleren. Tussen 11 februari en 16 juli 1858 is deze vrouw achttien keer
aan Bernadette verschenen. Bij de zestiende verschijning op 25 maart
1858 vroeg Bernadette aan die wondermooie dame wie ze eigenlijk was,
waarop die in het dialect van de streek tegen haar zei ‘Que soy era
Immaculada Councepciou’, wat wil zeggen ‘Ik ben de Onbevlekte
Ontvangenis’ of diegene die van bij haar eigen conceptie zonder erfzonde
is.
Die dame was Maria. Als moeder van God kon ze niet anders dan zonder
(erf)zonde zijn. Maria zou na 25 maart 1858 nog tweemaal verschijnen. Er
was toen al een politiemacht op de been om de orde te handhaven en de
massa mensen die reeds aanwezig was in goede banen te leiden. De grot
zelf werd preventief met planken afgeschermd, maar dat deerde
Bernadette niet. Lourdes is daarna uitgegroeid tot één van de grootste
bedevaartsoorden die aan Maria toegewijd zijn en is sindsdien een teken
van hoop voor velen die zich openstellen voor de bemiddeling van Maria.
Dat overkwam o.a. John Traynor uit Liverpool. Hij was tijdens de Eerste
Wereldoorlog soldaat in de Royal Navy. In 1915 werd hij getroffen door
vijandelijk vuur. Zijn rechterarm was daardoor verlamd en hij leed aan
epileptische aanvallen. Pogingen om hem te behandelen, brachten niets
op. In tegendeel, zijn benen werden eveneens gedeeltelijk verlamd. Hij
werd door de dokters in Liverpool als ongeneselijk ziek verklaard en hij
leefde verder van een klein oorlogspensioen.
Maar soldaat Traynor was ook een diepgelovig man. Toen in 1923 de
eerste bedevaart vanuit het aartsbisdom Liverpool naar Lourdes
georganiseerd werd, sloot Traynor zich aan. Nadat hij verschillende keren
ondergedompeld was in de baden van het bedevaartsoord gebeurde wat
niemand voor mogelijk hield: John Traynor genas op een spectaculaire,
niet verklaarbare wijze van al zijn kwalen. Deze wonderbaarlijke genezing
is nu pas, in december 2024, officieel door het Vaticaan erkend geworden
als het 71 ste mirakel dat in Lourdes heeft plaatsgevonden.
Dichter bij huis, in het huidige Oostakker bij Gent, liet markiezin de
Courte-Bourne in 1873 op haar domein een Mariabeeld aanbrengen in een
nis omgeven door rotsstenen. Bij de inwijding van dat beeld waren reeds
tweeduizend mensen aanwezig. Al vlug groeide de plaats uit tot een
gebedsplaats. Zo kwam op 7 april 1875 Pieter De Rudder vanuit het West-
Vlaamse Jabbeke naar Oostakker op bedevaart. Al acht jaar was Pieter
getekend door een dubbele beenbreuk die bleef etteren. Hij was
werkonbekwaam, maar hij had geweigerd om zijn been te laten afzetten.
Hij stelde nog steeds zijn hoop op gebed. Daar aan de Maria-grot zonk hij
na een tweede rondgang met zijn krukken, op zijn knieën neer. Toen zijn
vrouw hem toeriep wat hij toch aan het doen was, stond hij recht en zette
zonder krukken enkele stappen. Hij verwijderde het verband en zijn been
was volledig gaaf en gezond.
Om daarna de toeloop van bedevaarders op te vangen, stelde de
markiezin in 1875 voor om een kapel te bouwen. Maar de toenmalige
bisschop van Gent, Mgr. Bracq, zei toen: ‘Neen,mevrouw, hier is geen
kapel nodig, maar een kerk.’ Die kerk werd ingezegend in 1877 en in 1924
verheven tot basiliek. In de volksmond noemt men de bedevaartsplaats in
Oostakker eveneens Lourdes.
Wat gebeurde er toch allemaal in Lourdes en in Oostakker? Zijn de
natuurwetten daar echt overschreden geworden of niet? Is Maria daar
daadwerkelijk verschenen aan Bernadette? We weten het niet en we
kunnen het ook niet bewijzen. Wat we wel weten is dat zowel Pieter De
Rudder in 1875 als John Traynor in 1923 naar het bedevaartsoord gegaan
zijn met een diep geloof in de bemiddeling van Maria. De medische
wetenschap kon op dat moment voor hen niets meer doen en toch zijn ze
op bedevaart gegaan en zijn hun toenmalige verwondingen spontaan
genezen.
Vanuit ons rationeel verstand stellen we ons daar veel vragen over. Hoe
verder de medische wetenschap vordert en ons verklaringen en
oplossingen biedt, hoe minder men misschien nog over mirakels zal
spreken. Maar vanuit onze intuïtie en spirituele intelligentie voelen we dat
er toen in Lourdes en Oostakker iets gebeurd is dat ons wellicht minder
vertelt over het louter medische aspect, maar dat ons doet begrijpen wat
de kracht van het geloof met een mens kan doen. We begrijpen dan ook
waarom zoveel mensen op bedevaart gaan en door hun geloof nog steeds
zoveel hoop en sterkte putten ook al is voor sommigen, naar menselijke
en medische normen, hun situatie dikwijls uitzichtloos.
Marc Van Kerchove

Frontartikel parochieblad nummer 5
Maria Lichtmis
Kerstmis en Pasen waren in het leven van Maria twee heel grote vreugdes, de geboorte van Jezus en zijn verrijzenis. Tussen die twee hoogdagen lagen zeker nog veel andere dagen van geluk. Een daarvan was de opdracht van Jezus in de tempel, wat wij vieren op Maria Lichtmis.
Maria Lichtmis komt op de veertigste dag na Kerstmis. In de meest donkere week van het jaar hebben wij Jezus ontvangen als een licht. In februari is het licht in de natuur al duidelijk teruggekeerd, nog niet ten volle terug maar toch flink op weg. Ons heil echter komt niet van de natuur, het komt van God die mens geworden is, van God wiens licht voor de mensen is gaan schijnen. Maria Lichtmis is de laatste naklank van Kerstmis.
Dag van dankbaarheid
Deze veertigste dag kan voor ons minstens een driedubbele betekenis hebben. Jozef en Maria brachten hun kind naar de tempel, het huis van de hemelse Vader. De Wet van het Oude Testament schreef voor elk eerstgeboren kind aan de Heer op te dragen. Jozef en Maria behoorden in het Joodse volk tot een groep van vromen die in alles trouw wilden zijn aan wat de Wet vroeg. De tocht naar de tempel in Jeruzalem was voor hen een vanzelfsprekende gehoorzaamheid.
Deze gehoorzaamheid was vol van dankbaarheid. De diepe zin van het gebod van het Oude Testament was de erkenning: alle leven komt van God, van Hem wordt het ontvangen. Nooit is een kind zo van God geweest als Jezus. Maar van alle kinderen, ook van onszelf, kan gezegd worden dat wij een gave zijn die van God komt. Zo kan deze dag ook voor ons een dag van dankbaarheid zijn voor onze ouders. Langs hen hebben wij van God het leven ontvangen.
Vraag om zegen
Het leven is een grote gave maar tegelijk een grote opgave. Bij elke geboorte rijst toch meteen de vraag: “Wat zal er worden van dit kind?” “Wat zal het leven brengen voor dit kind?” Het is de vraag die zo pijnlijk bij ons opkomt bij het zien van de verschrikkelijke beelden van de kinderen in Gaza, - als ze de bombardementen al overleven. Hoe moeten deze kinderen en nog zoveel anderen in Afrika groot worden in de gewelddadige wereld?
In de tempel droegen Maria en Jozef hun kind op aan God. Voor het offer van twee jonge duiven vertrouwde Hij het weer aan hen toe. Zullen zij dan niet gevraagd hebben om Gods zegen voor alles wat zij moesten doen om hun zoon groot te brengen? Deze vraag om zegen is de vraag van ouders in alle tijden: “Moge Gods zegen op onze kinderen rusten, mogen zij groeien en bloeien, mogen zij dienstbaar worden en op hun beurt een zegen zijn voor anderen.” In de meeste van onze parochies wordt daarom een kinderzegening gehouden met de ouders die in het voorbije jaar een kindje lieten dopen.
Vervuld van hoop
De dankbare gehoorzaamheid van Jozef en Maria schiep voor Jezus de eerste ontmoeting met zijn volk. In Simeon en Hanna komt het hem tegemoet. De orthodoxe christenen noemen dit feest daarom de ‘Heilige Ontmoeting’. Simeon en Hanna zijn bejaard en dragen heel de verwachting van het volk in zich, het eeuwenoude verlangen naar God en naar verlossing. In dit kind zien zij de vervulling waarop zij hun leven lang hebben gewacht.
Zij hebben het kind alleen nog maar gezien. Zij weten nog niets van de woorden die hij zal spreken en nog niets van de werken die hij zal doen. Maar dit kleine kind is hun voldoende en vervult hen van geluk. Dit kind is de Verlosser die God hen heeft beloofd en bereid! De ontmoeting verzoende Simeon met de dood. Vol overgave kan hij dan ook zeggen: “Uw dienaar laat Gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan.” Het zijn de woorden die Bach inspireerden tot zijn beroemde cantate ‘Ich habe genug’.
Wij, mensen, zijn vaak zo ongelukkig om wat we missen of niet hebben gekregen. Van Simeon en Hanna kunnen wij leren. Ik moet niet alles gekregen hebben om gelukkig te zijn. Ik kan ook iets missen want het belangrijkste heb ik wel gekregen. Ik mag geloven in het grotere dat nog moet komen en dat God mij bereidt. Dit kleine, dit wat ik nu al gekregen heb, belooft een vervulling, die nog verborgen is maar die mij is toegezegd en waarop ik mag hopen.
Het jubeljaar, dat met Kerstmis begonnen is, kreeg als thema ‘Pelgrims van hoop’. Simeon en Hanna zijn mooie voorbeelden ervan.
Jos Verstraeten
Frontartikel parochieblad week 4
Schrijf daar eens een gedicht over!
Wie leest of schrijft er nu nog gedichten? We kunnen de vraag stellen, maar je zou er versteld van staan. Volgende week is het de ‘Week van de Poëzie’. Het thema van de poëzieweek is dit jaar ‘Lijfelijkheid’. Dat heeft iets met ons lichaam, ons lijf te maken, met wat we voelen en ervaren, met schoonheid en met verval. In gedichten kan men daar straffe dingen over zeggen.
Poëzie doet ons verwonderen, glimlachen en soms een traan wegpinken. Het is iets dat ons onderscheidt van de dieren. Het gebrul van een leeuw mag dan oorverdovend luid klinken, het is geen poëzie. Het zoemen van een mug of het gezang van een vogel evenmin. Veel variatie of verrassingen zitten daar nooit in. De vroegere Leuvense professor Droste noemde de mens dan ook een ‘taaldier’ omdat de mens zich door zijn taal van alle andere levende wezens onderscheidt.
De taal maakt ons echter zo uniek dat we er geregeld mee in de knoop zitten. We kunnen met onze taal naar alles verwijzen, naar wat we zien, horen en voelen. Maar we kunnen er ook mee liegen en dat doet geen enkel dier ons na. We kunnen er hele verhalen mee vertellen. We kunnen die verhalen soms zo verpakken dat het fake news wordt. In het beste geval spreken we dan over fictie zoals in een roman of een film.
We kunnen dat met onze taal allemaal doen omdat er in de taal mechanismen zitten waarmee we aan de werkelijkheid kunnen ontsnappen. Als mens ervaren we bijvoorbeeld aan den lijve dat alles eindig is. In de natuur sterft alles af en na verloop van tijd sterft iedere mens. Maar met onze taal kunnen we dat begrip ‘eindig’ ook ontkennen. ‘Eindig’ wordt dan ‘oneindig’. Kunnen we die ‘oneindigheid’ als mens ervaren? Nooit, maar we kunnen er wel over spreken. Dat is vreemd!
De stap naar religie is vlug gemaakt. Ook daarin speelt de taal een uitermate belangrijke rol. Via onze taal kunnen we nadenken over wat er buiten onszelf en buiten het gekende heelal wel zou kunnen zijn. Met ons aangeboren taalvermogen hebben we de mogelijkheid om ons af te vragen wat er buiten ons, na ons en vóór ons allemaal was, is en nog zal komen! Dat maakt het er niet altijd eenvoudiger op.
Zoals we kunnen nadenken en spreken over ‘eindig’ en ‘oneindig’, zo kunnen we ook spreken over ‘natuurlijk’ tegenover ‘bovennatuurlijk’. Dat bovennatuurlijke verwijst dan naar alles buiten onze eigen werkelijkheid, naar alles wat we finaal niet kunnen verklaren. Voor dat bovennatuurlijke hebben we zelfs een geleerde term: het transcendente. Het is iets dat we niet kunnen zien, aanraken of zelfs maar begrijpen. Zo is het begrip ‘God’ een transcendente entiteit.
Het geloof en heel het bijbelse verhaal zijn gebaseerd op het samengaan van deze twee tegengestelde begrippen: enerzijds het ‘natuurlijke’, het ‘lijfelijke’ en anderzijds het ‘bovennatuurlijke’ of het ‘transcendente’. Alles wat we kunnen waarnemen en voelen, wat er hier en nu gebeurt tegenover wat niet tastbaar of voelbaar is, wat we met onze zintuigen niet kunnen waarnemen.
Hoe moeten wij ons als mens dan dat bovennatuurlijke of transcendente voorstellen? In het Oude Testament sprak men dikwijls over God als ‘de vader’. Hij kreeg dan ook de karaktertrekken van een strenge vaderfiguur zoals dat in de toenmalige patriarchale cultuur gewoon was. Hij stuurde de eerste mensen uit het paradijs. Hij kon meedogenloos zijn en de vijand in de zee doen verzwelgen. Hij beheerste de natuur en zond allerlei plagen over Egypte. Hij kon zijn volk beschermen, maar ook straffen.
Tweeduizend jaar geleden gebeurde er echter iets zeer bijzonder. Het bovennatuurlijke en het natuurlijke vloeiden in elkaar. Die almachtige transcendente God kwam op de aarde in de persoon van Jezus. Zoals we Jezus kennen uit het evangelie, was die de lijfelijkheid zelve. Hij groeide op in een gezin in Nazaret. Hij at en sliep zoals iedereen. Hij moest zelfs een extreme doodstrijd ondergaan aan het kruis. En toch was Jezus niet louter een lijfelijke mens. Een menselijke vader had hij niet en drie dagen na zijn dood was het graf waarin men hem had neergelegd, leeg.
Wat er vóór zijn geboorte als mens en na zijn dood gebeurd is, weten we niet met zekerheid. Er zijn daar bovennatuurlijke zaken gebeurd. We kunnen al dat bovennatuurlijke negeren, zelfs ontkennen en onze eigen lijfelijkheid als het eindpunt van alle leven beschouwen. Maar door dat lege graf is er wel een beweging op gang gekomen die in de morele voetsporen van Jezus wou treden en waarvan de aanhangers geloofden dat de zin en de uiteindelijke bestemming van de mens bij die transcendente God lag. Die beweging was het christendom.
Gedurende eeuwen heeft men geprobeerd om dat geloof concreet uit te drukken in taal, in muziek, in beeldbouwkunst, in architectuur, in ontmoetingen en in samen op stap gaan, als ‘Pelgrims van Hoop’! Probeer daarom tijdens de ‘Week van de Poëzie’, dat samengaan van de lijfelijkheid en het bovennatuurlijke maar eens in een gedicht te vatten. Want ook al begrijpen we niet alles, we kunnen er wel over spreken.
Leerkrachten die zich met hun leerlingen aangesproken voelen of individuele parochianen die de poëzie over dit thema een kans willen geven, mogen hun gedichten – wanneer ook – sturen naar redactiepb5@gmail.com. De meest treffende gedichten willen we graag later in Kerk en leven publiceren.
Marc Van Kerchove